De baarmoederhals van de baarmoeder, ook bekend als de baarmoederhals of baarmoederhals, hecht de vagina aan de baarmoeder.
Het is ongeveer vier centimeter lang, waarvan ongeveer de helft zich uitstrekt tot in het vaginale kanaal; de lengte van de baarmoederhals kan echter worden beïnvloed door leeftijd en bevalling, samen met individuele (genetische) variaties.
De baarmoederhals produceert een slijm dat helpt bij het transport van sperma van de vagina naar de baarmoeder, waar het een ei kan bevruchten als de vrouw ovuleert. Wanneer de vrouw niet ovuleert, wordt het baarmoederhalsslijm dikker en dient het als een barrière om sperma uit de baarmoeder te houden.
Tijdens de bevalling wordt de baarmoederhals dunner en verwijdt (expandeert) uiteindelijk tot 10 centimeter om de baby door het geboortekanaal te laten gaan. Zodra de baby is geboren en de placenta is verdreven, begint de baarmoederhals te verdikken en te sluiten.
Kanker ontwikkelt zich soms in de baarmoederhals. Dysplasie is een volledig te behandelen aandoening van de baarmoederhals vóór de diagnose van de diagnose via een uitstrijkje. Als dysplasie niet wordt gediagnosticeerd en behandeld, begint baarmoederhalskanker, die meestal wordt veroorzaakt door het humaan papillomavirus, zich te verspreiden.