Het onderbeen is een belangrijk anatomisch onderdeel van het skelet. Samen met het bovenbeen vormt het de onderste extremiteit. Het ligt tussen de knie en de enkel, terwijl het bovenbeen tussen de heup en de knie ligt.
Het onderbeen bevat twee grote lange botten, het scheenbeen en de kuitbeen, beide zeer sterke skeletstructuren. Het scheenbeen (ook wel het scheenbeen genoemd) bevindt zich nabij de middellijn van het been en is het dikkere en sterkere van de twee botten. De fibula, ook wel het kuitbeen genoemd, is aanzienlijk kleiner en bevindt zich aan de laterale (verder van de middellijn) kant van het scheenbeen.
De hoofdspier in dit deel van het been is de gastrocnemius, die het kalf een uitpuilend gespierd uiterlijk geeft. Sommige zenuwen van de sacrale plexus innerveren dit gebied, namelijk de oppervlakkige fibulaire zenuw, de diepe fibulaire zenuw en de scheenbeenzenuw.
Het voorste scheenbeen, het achterste scheenbeen en de fibulaire slagaders leveren bloed aan het onderbeen. Deze bloedvaten leveren zuurstof en voedingsstoffen aan de omliggende structuren - botten, spieren en zenuwen.
Het onderbeen vormt een groot deel van de totale massa van een persoon. Het werkt ook voornamelijk voor staan, lopen, rennen, springen en andere soortgelijke belastende activiteiten; hierdoor ontstaan de meeste fracturen in dit gebied.