Elke mens heeft twee neusbeenderen in het midden van het midden van het gezicht, tussen de frontale processen van de maxillaire (bovenkaak) botten. Deze zitten in het midden van elkaar om de neusbrug te vormen. Neusbeenderen zijn normaal gesproken klein en langwerpig, maar kunnen bij verschillende mensen verschillen in grootte en vorm. De functie van elk neusbeen is om het kraakbeen samen te binden dat individuele neuscontouren en vormen vormt.
Elk neusbeen heeft vier botten die gewrichten vormen: twee schedel en twee gezichtsbeenderen. De schedelbeenderen worden het zeefbeen en frontaal genoemd. De gezichtsbeenderen zijn de bovenkaak en de tegenoverliggende neus. Elk neusbeen heeft vier randen: het superieure, inferieure, laterale en mediale. Elk neusbeen heeft twee oppervlakken: de buitenkant en de binnenkant.
Het buitenoppervlak van het neusbeen, dat wordt bedekt door de compressor naris en de procerusspieren, is convex (het buigt naar buiten) van de ene naar de andere kant en concavo-convex (buigt aan de ene kant en naar buiten aan de andere kant, zoals een contactlens) van boven naar beneden. Het heeft een gat in het midden, waar een kleine ader doorheen gaat.
Het binnenoppervlak van het neusbeen beweegt naar beneden en heeft een groef die een van de takken van de neuszenuw binnenlaat. Dit oppervlak is concaaf (naar binnen gebogen) van de ene naar de andere kant.