Wanneer licht in het oog valt, is het eerste deel dat het bereikt het hoornvlies, een koepel boven het midden van het oog. Het hoornvlies is helder en breekt of buigt het licht dat er doorheen gaat.
Licht bereikt dan de pupil en de iris. Deze delen van het oog zijn verantwoordelijk voor het regelen van de hoeveelheid licht die er doorheen komt. Te veel of te weinig licht kan het zicht belemmeren. De gespierde iris beweegt om de pupil te verkleinen als er te veel licht is en verbreedt deze als er niet genoeg is. Dit is een onvrijwillige functie die wordt aangestuurd door de hersenen.
Dieper in het oog zit de lens, die het licht verder breekt en helpt om een nauwkeuriger beeld te creëren. De vorm van de lens kan worden gemanipuleerd om het oog de dingen beter te laten zien, afhankelijk van de nabijheid van het object dat wordt bekeken. De lens wordt vlakker om licht dat van verre objecten wordt opgevangen goed te focussen en wordt ronder voor dichterbijzijnde objecten. Dit is ook een onvrijwillige actie. Het onvermogen om dit op de juiste manier te doen, veroorzaakt bijziendheid of verziendheid.
Eenmaal voorbij de lens valt licht op de miljoenen fotoreceptorcellen in het netvlies. Er zijn twee soorten fotoreceptoren, staafjes en kegeltjes, die genoemd zijn naar hun vorm. Staven werken bij minder licht en creëren zwart-witafbeeldingen, en kegels werken bij fel licht en zorgen voor kleurwaarneming.
Er zijn drie soorten kegels: de ene ziet rood, de andere ziet groen en de ander ziet blauw. Gebrek aan een of al deze factoren veroorzaakt kleurenblindheid. Een gebrek aan de groene of rode kegels (wat resulteert in rood-groene kleurenblindheid) komt vaker voor dan een gebrek aan blauwe kegels of een gebrek aan kegels.
De fotoreceptoren van het netvlies reageren op het licht dat erop valt en zorgen ervoor dat zenuwimpulsen via de oogzenuw naar de hersenen worden gestuurd. De hersenen interpreteren en classificeren de visuele informatie.
Het 'oogwit' is de taaie buitenste schil die de sclera wordt genoemd. In het oog zit een vloeistof die glasvocht wordt genoemd, een geleiachtige substantie die het oog helpt zijn vorm te geven. Een andere vloeistof van het oog is de waterige humor, die de iris smeert.